Auteur: Sumer Sen
Dat wetenschap ontoereikend is wat betreft existentiële en ethische vragen hebben we in het vorige deel gezien. Maar behoort de vraag naar het bestaan van God hier ook toe? Kan wetenschap bewijzen dat God niet bestaat?
Ja en nee. Wetenschap kan niet bewijzen dat God niet bestaat en wetenschap kan wel bewijzen dat God niet bestaat. Om deze, op het eerste gezicht, tegensprekende uitspraak te doen verhelderen zal ik de ambiguïteit van de term ‘God’ moeten aanstippen.
Met de term ‘God’ kan zowel een schepper van de wereld bedoeld worden als een schepper die contact zoekt met zijn schepping en zich uitlaat over de wereld. Dit laatste begrip wordt gedeeld door vele religies, zij stellen zich een God voor die niet alleen de schepper van de wereld is, maar die ook communiceert met zijn scheppingen middels openbaring. Openbaringen bevatten vaak beweringen over de natuur.
Voor het eerste godsbegrip geldt dat er geen openbaring is en ook geen uitspraken over de natuur. We spreken dan enkel over een bewuste entiteit die de wereld haar bestaan heeft geschonken. Voor het gemak noem ik deze ‘de schepper’.
Wetenschap en de schepper
Laten we ons eerst richten op de verhouding tussen wetenschap en de schepper. De vraag luidt of wetenschap in staat is te bewijzen dat er wel of geen schepper bestaat. In tegenstelling tot Dawkins, stel ik dat wetenschap als zodanig nooit het bestaan of niet-bestaan van een schepper kan bewijzen. De schepper is niet gesitueerd in een ruimtetijd dimensie, ook de ruimtetijd is immers door hem geschapen. Hierdoor zou hij niet vatbaar zijn voor de bestudering van de wetenschappen, aangezien wetenschap zich alleen kan uitlaten over dingen binnen een ruimtetijd dimensie, zoals onze wereld.
Deze immuniteit jegens wetenschap behoort niet enkel tot de schepper, maar tot alle dingen die buiten de ruimtetijd dimensie, en daarmee onze wereld, zouden bestaan. Wellicht bestaan er nog andere werelden naast de onze en begeven zich daar compleet andere schepselen. Alhoewel zo’n stelling vanuit verschillende invalshoeken geproblematiseerd kan worden, zal wetenschap in ieder geval niet in staat zijn haar te ontkrachten. De stelling reikt namelijk verder dan het ziensvermogen van de wetenschap. Wil wetenschap hierover een uitspraak doen, dan moet zij het object in kwestie direct of indirect kunnen bestuderen. Maar wetenschap kan per definitie louter de fenomenen in deze wereld bestuderen, waardoor zij geen uitspraken kan doen over de dingen buiten deze wereld.
Let wel, met het bovenstaande probeer ik niet te zeggen dat we wetenschappelijke data niet kunnen gebruiken om voor het bestaan of niet-bestaan van een schepper te beargumenteren. Zo zijn er veel arguments from design waarin observaties van natuurfenomenen worden aangehaald om aan te tonen dat de wereld ontworpen is en een ontwerper vereist. De argumenten concluderen dat alleen een bewuste schepper de rol als ontwerper in vervulling kan brengen. Echter, zodra je deze invulling geeft over de betreffende observaties bedrijf je geen wetenschap meer maar filosofie. Dit doet natuurlijk niks af aan de bijdrage die wetenschap levert aan zulke discussies. Laten we dus vooral ook wetenschappelijke gegevens serieus nemen en ons daarmee bezighouden.
Ruzie tussen wetenschap en God?
Door jullie, en ook mezelf, als religieuzen, te vermanen wetenschap serieus te nemen en ons daarmee bezig te houden zal Krauss waarschijnlijk denken dat ik een poging tot zelf-destructie waag. Volgens hem zal wetenschap mensen juist wegdrijven van religie: ‘Because science holds that no idea is sacred, it’s inevitable that it draws people away from religion.’.[1]
Zoals eerder benoemd heerst er een dogma dat wetenschappelijke progressie steeds minder plek overlaat voor de schepper. Deze opvatting wordt ook onderschreven door filosoof Friedrich Engels: ‘… one fortress after another capitulates before the march of science, until at last the whole infinite realm of nature is conquered by science, and there is no place left in it for the Creator.’[2] Voor een religieuze fungeert het bestaan van de schepper als een centrale doctrine, waarzonder zijn religie vrijwel betekenisloos wordt, vandaar is deze vraagstelling ook van immens belang voor een religieuze.
Bovengenoemde denkers lijken niet alleen een verkeerde opvatting van wetenschap te hebben, maar ook van de schepper. Het uitbreiden van ons begrip van de natuur zou volgens hen leiden tot ongeloof in een schepper. Alhoewel deze stelling zal opgaan voor een godsbegrip van de oude Grieken, laat deze de bekendere godsbegrippen ongedeerd. Er bestaat een wereld van verschil tussen het godsbegrip van de Grieken en die van de grote religies.
De Grieken attribueerden aan vrijwel elk natuurverschijnsel waar ze geen naturalistische verklaring voor konden geven een God. Zo poneerden ze bliksemgoden als verklaring voor bliksemschichten, die ze niet konden verklaren in naturalistische termen. Dit is een ideale karakterhouding voor luie mensen, aangezien je op deze manier niet op pad hoeft te gaan om te onderzoeken welk proces zich achter een natuurverschijnsel schuilhoudt.
Een God die voortkomt uit zulke luiheid wordt ook wel God of the gaps genoemd. Je vult een leegte(het niet kunnen verklaren van bliksemschichten) met een God, dit terwijl het principieel wel mogelijk is om voor die leegte een naturalistische verklaring te geven. Kenmerkend voor de God of the gaps is dat deze gestoeld wordt op onwetendheid; men vertrekt vanuit de dingen die we niet weten in plaats van de dingen die we wel weten.
Krauss en Engels hebben inderdaad gelijk dat je geloof in een bliksemgod wordt ondermijnd zodra wetenschap een naturalistische verklaring hiervoor kan geven, omdat simultaan hieraan een onwetendheid wordt opgeheven – en die onwetendheid had de Griek zo hard nodig om het bestaan van de bliksemgod in stand te houden.
Niet iedereen is Grieks, Krauss en Engels
Desalniettemin, dit godsbegrip komt niet overeen met het godsbegrip van de Islam of andere bekende religies; zij hoeven wetenschappelijke progressie niet te vrezen. Deze religies positioneren God niet in de natuurlijke wereld, zoals de Grieken dat deden. Zodoende zal het vergaren van meer kennis over de schepping nooit het bestaan van de schepper in het geding kunnen brengen. Mensen die het tegendeel claimen begaan een denkfout.
Laten we deze denkfout illustreren aan de hand van een voorbeeld. Neem een auto van het merk ‘Ford’, afkomstig van Henry Ford. Stel dat ik gradueel steeds meer kennis heb vergaard over de werking van deze auto. Uiteindelijk begrijp ik het mechanisme van de auto zo goed dat ik in staat ben om de motor uit elkaar en weer in elkaar te zetten.[3] Stel nu dat ik op basis van mijn gesofisticeerde begrip beweer dat meneer Ford eigenlijk nooit heeft bestaan. Ik ken de auto nu immers zo goed dat ik meneer Ford niet nodig heb als verklaring voor de werking van de motor of accu. Ben jij overtuigd van mijn redenering?
Uiteraard bespeur je hier een grandioze misvatting. Zou meneer Ford nooit hebben bestaan, dan was ik nooit in staat geweest om enig begrip over de auto te vergaren. Evenzo geldt dat als de schepper nooit had bestaan we nooit in staat zouden zijn geweest om begrip te vergraren over de schepping. Dit is de denkfout die Krauss en Engels lijken te begaan.
De bioloog Francisco Ayala vat de punten die we hebben besproken mooi samen: ‘De scope van wetenschap is het rijk van de natuur, de realiteit die geobserveerd wordt, direct of indirect, door onze zintuigen… Buiten die wereld heeft wetenschap geen gezag, kan zij geen uitspraken doen, en is zij niet in staat om de ene of andere positie in te nemen.‘ Ayala benoemt ook op welke terreinen wetenschap geen beslissende antwoorden kan geven: ‘Wetenschap heeft niks beslissends te zeggen over waarden, of het nu over economie, esthetica of moraliteit gaat; ze heeft niks te zeggen over de betekenis en het doel van het leven, en ook niks over religieuze overtuigingen.[4]
Wetenschap en religies
Mijns inziens is de stelling van Ayala dat wetenschap niks te zeggen heeft over religieuze overtuigingen niet accuraat. Dit brengt ons terug naar de God van religies, die wél uitspraken doet over de natuur. Vele religieuze geschriften bevatten beschrijvingen van de wereld, zoals de vorm of leeftijd van de aarde, de werking van bepaalde natuurprocessen, etc. Aangezien wetenschap de wereld als haar onderzoeksterrein heeft, is zij in staat om deze religieuze geschriften tegen te spreken. Dit betekent dat wetenschap op dit vlak wél in conflict kan zijn met het geloof in God.
Zodra een religieus geschrift beweert dat de aarde plat is, dan zal wetenschap zeker een probleem opleveren voor dat geloof. In sommige gevallen bereiken wetenschappelijke bevindingen zo’n graad van zekerheid dat ze ook beslissend kunnen zijn en tegengestelde beweringen volledig ondermijnen. Het niet-bestaan van deze God zou wetenschap wél kunnen bewijzen. Ik ga hier bewust voorbij aan de vraag wat ‘bewijzen’ al dan niet inhoudt. Het bovenstaande toont op z’n minst aan dat wetenschap problemen kan creëren voor vele religies. Natuurlijk is er niet altijd voldoende reden om de wetenschap zwaarder te laten wegen wanneer zij inconsistent is met religies, aangezien ook wetenschappelijke data onderhevig is aan verandering en aanpassing. Dit brengt met zich mee dat we wetenschappelijke data niet altijd kunnen of hoeven te vertrouwen. Dit dient per geval bekeken te worden.
Islam en wetenschap, vijanden of vrienden?
Alhoewel het duidelijk is dat er geen conflict bestaat tussen geloof in een schepper en wetenschap, is nog niet duidelijk of wetenschap wel goede vrienden is met religies, en in het bijzonder de Islam. Hoe verhoudt de Islam zich ten aanzien van wetenschap? Zou je als moslim ontmoedigd worden om wetenschap te bedrijven?
Er blijkt een afstandelijke houding te zijn onder sommige moslims tegen wetenschap, deze afstandelijkheid geldt overigens voor gelovigen in het algemeen. Enkele moslims lijken misleidt te zijn door ideologische opvattingen van wetenschappers, die hun ideologie stiekem scharrelen onder de noemer ‘wetenschap’. Zo is het mij eens overkomen dat een moslim sceptisch was over de big-bang theorie, denkend dat het niet strookt met de Islam. Dit terwijl de big-bang theorie juist de schets van de wereld in de Qur’an bevestigt.
In de Qur’an zijn talloze verzen die de lezer uitnodigt, sterker nog, uitdaagt, om natuurverschijnselen te beschouwen en hierop te reflecteren:
‘Gij kunt geen tekort zien in de schepping van de Barmhartige. Kijk dan nog eens; ziet gij een enkel gebrek? Kijk dan weer eens en dan nog eens, uw blik zal vermoeid en verzwakt tot u terugkeren.’
‘Zien zij niet naar de kamelen, hoe zij gevormd worden? En naar de hemel, hoe deze hoog verheven werd? En naar de bergen, hoe zij opgericht werden? En naar de aarde, hoe zij uitgespreid werd?’[5]
Buiten de waardering voor de natuur die deze toewijding met zich meebrengt dient hij ook als brug naar het goddelijke. Volgens de Qur’an zullen zij die hun verstand gebruiken tekenen bespeuren in de natuur die leiden naar geloof in God: ‘Voorwaar, in de schepping van de hemelen en de aarde en de afwisseling van de nacht en de dag bevinden zich zeker tekenen voor de bezitters van verstand’, ‘En Hij is Degene Die de aarde heeft uitgespreid en daarop stevige bergen en rivieren heeft gemaakt. En van alle soorten vruchten heeft Hij twee paren gemaakt. Hij laat de nacht de dag bedekken. Voorwaar, daarin bevinden zich zeker tekenen voor een volk dat nadenkt.’.[6]
Allah is niet enkel de auteur van de Qur’an, maar ook van de natuur. Een nuchtere denker zal Allahs signatuur overal in de natuur kunnen bemerken, zulke denkers worden ook geprezen in de Qur’an: ‘Degenen die Allah staand, zittend en op hun zij gedenken, en de schepping van de hemelen en de aarde overpeinzen (zeggende): “Onze Heer, U heeft dit (alles) niet zonder doel geschapen. Verheven bent U. Bescherm ons dan tegen de bestraffing van het Vuur.’.[7] Het is niet voor niks dat in de Qur’an van ‘ayat’ wordt gesproken voor zowel de Quran’s verzen als voor de natuurfenomenen. Beiden zijn verzen van Allah.
Elke handeling kent zijn motivering, deze rechtvaardigt het uitvoeren van een handeling. Evenzo kan wetenschap bedrijven verschillende motiveringen hebben, zoals het bereiken van genot, aanzien, rijkdom, etc. Allah motiveert de aanhangers van zijn geloof niet door te wijzen naar de materiële winsten die men zal verkrijgen dankzij het bedrijven van wetenschap, maar door aan te geven dat het je dichterbij Hem zal brengen, zo’n nobel instrument kan wetenschap zijn.
De Islam houdt het niet bij het louter belichten van de gunsten van wetenschap, zij gaat verder en beveelt haar aanhangers om zich hiermee bezig te houden: ‘Zeg: “Overweeg, wat in de hemelen en op aarde gebeurt.” Maar tekenen, noch waarschuwers baten een volk dat niet wil geloven.’.[8] Wetenschap bedrijven krijgt op deze wijze een morele belading, omdat het Gods bevel betreft.
Door de schepping te bestuderen zullen we ook meer begrip verkrijgen van onze schepper, zijn almacht, barmhartigheid en volmaaktheid. Het is om deze reden da Imam Al Ghazali stelt dat naast dokters, ook alledaagse moslims het menselijke lichaam dienen te bestuderen:
‘De mens is waarlijk een ‘microkosmos’ of kleine wereld in zichzelf, en de structuur van zijn lichaam dient niet enkel te worden bestudeerd door zij die dokter wensen te worden, maar ook door zij die intiemere kennis van God willen verkrijgen; net zoals de bestudering van de mooiheid en verwerking van de taal in een prachtig gedicht de vindingrijkheid van de dichter aan ons openbaart.’. [9]
Zoals dat geldt voor een dichter, geldt ook voor de schepper dat we meer dankbaarheid en verering kunnen kweken in onze harten als we de complexiteiten aanschouwen in de schepping, waaronder de natuur. Op basis hiervan kunnen we overigens argumenten ontwikkelen voor het bestaan van de schepper, zoals het eerder genoemde argument from design. Laat het ook duidelijk zijn dat zulke argumenten, waaronder het fine-tuning argument, een probleem adresseren waar wetenschap principieel geen verklaring voor kan bieden, waardoor ze ontkomen aan de beschuldiging van de God of the gaps.
De Islam stoelt haar waarheidsbewering juist op dingen waar we kennis van hebben, en bouwt niet voort op onwetendheden. Dit staat haaks op de houding van gelovigen in de God of the gaps. De verzen die ons aansporen om de natuur te bestuderen en hierover te peinzen integreren een houding die uitgaat van hetgeen we wél weten.
Kenmerkend voor de Islam is ook dat zij onwetenden onderscheidt van zij die wel weten. Nobelprijswinnaar Abdussalam werpt licht op dit onderscheid en de nadruk die de Islam legt op de bestudering van de natuur: ‘De Qur’an benadrukt de superioriteit van de alim, de persoon die kennis en inzicht bezit, door te vragen, hoe kunnen zij die deze eigenschappen niet bezitten ooit gelijk zijn aan zij die deze eigenschappen wél bezitten?[10] Zevenhonderdvijftig verzen van de Qur’an (bijna een achtste van het boek) sporen de gelovigen aan om de natuur te bestuderen, te reflecteren, om zo goed mogelijk gebruikt te maken van hun verstand en om het vergaren van kennis en wetenschappelijk begrip onderdeel te maken van het leven van de gemeenschap.’.[11]
Eindconclusie
Ik heb geprobeerd om aan te tonen dat wetenschap geen alomvattende kennisverschaffer is, door middel van vraagstukken aan te stippen die wel relevant zijn in ons leven maar waar wetenschap over zwijgt. Wetenschap is waardevrij waardoor ze op vragen die betrekken hebben op waarden, zoals ethische of esthetische vragen, geen concluderende antwoorden kan geven. In de tekst is ook gekeken naar Krauss’ tegengestelde bewering en aangetoond dat deze geen standhoudt. Desalniettemin, wetenschap blijkt op deze vlakken toch bruikbaar waardoor we haar voorzeker niet mogen verwaarlozen. Wetenschap is niet in conflict met God en juist een vriend van de Islam. De Islam spoort haar aanhangers aan om zich te buigen over wetenschappelijke vragen en beschouwt deze als instrument naar het geloof in God.
[1] https://www.newyorker.com/news/news-desk/all-scientists-should-be-militant-atheists
[2] Marx, Karl en Engels, Friedrich, On Religion, 192.
[3] Lennox, 45
[4] Ayala, Francisco, ‘Evolution, Explanation, Ethics and Aesthetics: Towards a Philosophy of Biology’, 172.
[5] 67:3-4, 88:17-20
[6] 3:190, 13:3
[7] 3:191
[8] 10:101
[9] Ghazali, ‘The alchemy of happiness’, 11. http://data.nur.nu/Kutub/English/Ghazali_Alchemy-of-Happiness.pdf
[10] 39:9
[11] http://www.reviewofreligions.org/9422/